Taal als brug tussen generaties
Sinds 1973 woont Marianne Vangheluwe in het bruisende Milaan, waar ze haar droom om modeontwerpster te worden waarmaakte. Vandaag geniet ze van haar pensioen en is haar grootste passie haar kleinzoon Filippo, met wie ze steevast Nederlands spreekt. Dankzij Vlamingen in de Wereld vond ze een manier om hem ook dichter bij zijn Vlaamse roots te brengen.
Als jonge vrouw met een grote droom trok ze op haar negentiende van Kortrijk naar Italië. De bestemming? Milaan, een stad die haar al op twaalfjarige leeftijd had betoverd tijdens een gezinsreis. “Ik wist toen al: hier wil ik ooit wonen” vertelt ze. De opleiding aan het Istituto Marangoni, één van dé modeopleidingen in Europa, was haar toegangsticket tot de modewereld.
Een Vlaamse pionier in de modewereld
Milaan in de jaren ’70 was een walhalla voor wie van mode hield. Er waren nog geen online lessen of digitale communicatie. Alles gebeurde live, één op één. “Ik sprak toen nog geen woord Italiaans. De lessen waren volledig in het Italiaans, dus het begin was zwaar. Maar met hulp van een Franse klasgenote, veel stripverhalen en avondles bij de British Council, pikte ik de taal snel op.”
Na haar studies keerde ze kort terug naar België, maar de modesector was er nog niet zo ontwikkeld als vandaag. “Alles draaide toen nog rond lakens of werkkledij. Ik was al snel niet meer mee met de laatste modetrends.” Italië lonkte opnieuw, en zo begon haar carrière.
Ze werkte bij grote merken zoals Lubiam, Ermenegildo Zegna en Superga, reisde de wereld rond, tekende verschillende collecties uit en bouwde een indrukwekkende carrière op. “Vroeger reisden we naar Parijs, Londen en New York om inspiratie op te doen. Geen Instagram, geen Pinterest. Je moest zelf voelen wat er leefde op de straat. Het was echt fantastisch om de wereld rond te reizen met mijn passie.”
Aan het einde van haar loopbaan werkte ze als freelance stylist voor een luxueus modehuis dat handgemaakte kledingstukken creëerde voor uitzonderlijk cliënteel. “Het was een fantastische tijd maar jammer genoeg zag ik de sector veranderen”. De verkoop viel tegen, er werd minder geld vrijgemaakt voor defilés en verschillende fabrikanten sloten. “Het werd triest. Ik heb er dan ook zelf voor gekozen om te stoppen. Het was goed geweest.”
De volgende generatie
Haar dochter groeide op in Italië en hoewel er thuis pogingen werden gedaan om Nederlands te spreken, verwaterde dat snel. “Mijn toenmalige man begreep het niet en ik reisde zelden naar België, dus werd het moeilijk vol te houden. Mijn dochter begrijpt wel Nederlands, maar spreekt het niet.
Met haar kleinzoon Filippo besloot ze het anders aan te pakken. “Vanaf zijn geboorte sprak ik consequent Nederlands met hem, tot hij naar school ging. Toen begon hij in het Engels te antwoorden. Dat had hij opgepikt van tekenfilms. Hij vond drie talen tegelijk te moeilijk en vroeg mij om te stoppen met Nederlands te spreken. Dat heb ik toen met pijn in het hart gedaan.”
Toch bleef het kriebelen. Want als grootmoeder voelde ze het belang van die taalverbinding, zeker met het Belgische deel van de familie. “Mijn dochter is enig kind, Filippo ook. Een groot deel van zijn familie zit in België en het is leuk dat hij met dat deel van de familie kan communiceren in het Nederlands als we op bezoek gaan.”
Een kamp dat deuren opent
Toen Marianne deelnam aan Expo 2015 in Milaan ontmoette ze Vlamingen in de Wereld vertegenwoordigster Marleen Verstreken op het Belgisch paviljoen. Via Marleen ontdekte ze de lokale werking van Vlamingen in de Wereld. “Ik had nooit tijd gehad om evenementen van Vlamingen in de Wereld bij te wonen toen ik nog werkte. Maar nu ik met pensioen ben, probeer ik er altijd bij te zijn.”
Tijdens één van die bijeenkomsten hoorde ze over het zomerkamp van Vlamingen in de Wereld. “Ik vertelde het aan mijn dochter en Filippo, en hij was meteen enthousiast. Hij vond het geweldig dat hij kindjes van over de hele wereld zou leren kennen én dat hij zijn Nederlands kon oefenen.”
Speciaal voor het kamp nemen ze het vliegtuig naar België. “Ik ga dan op bezoek bij mijn zus en Filippo gaat op kamp. Hij mocht ook alleen vliegen, maar dat zag hij nog niet zitten, het is zijn eerste kamp.” Ze lacht: “Niets is te veel voor mijn kleinkind, versta je?”.
Talen als vensters op de wereld
Het kamp is voor Filippo meer dan alleen taal. Het is een kennismaking met andere kinderen, andere perspectieven. “Ik wil hem tonen dat Milaan niet de hele wereld is. Dat er meer bestaat. Hij is heel internationaal ingesteld en heeft veel interesse in andere talen. Nederlands kan een brug zijn naar die andere talen.”
Met een rijkgevulde carrière achter zich en een diepe liefde voor haar familie voorop, blikt ze met voldoening terug en kijkt ze vooruit. “Mijn ouders hebben mij gestimuleerd om mijn droom te volgen. Nu wil ik die verbondenheid met familie en het internationaal denken aan Filippo meegeven. En taal is daarbij de sleutel.”
Meer weten over het zomerkamp van Vlamingen in de Wereld?
Elk jaar organiseren we twee zomerkampen in Gent, waar expatkinderen tussen 8 en 16 jaar spelenderwijs Nederlands oefenen met leeftijdsgenoten van over de hele wereld.
Meer info: viw.be/events